In 1941 ontvlucht ze Frankrijk en gaat in New York wonen. Ze leert Engels en begint te schrijven. Uiteindelijk vestigt ze zich aan de New School for Social Research waar ze tot aan haar dood in 1975 les geeft. Deze University in Exile is sinds de jaren 30 een thuisbasis voor Europese intellectuelen die voor het fascisme zijn gevlucht. Men wil hier een combinatie van Europees en Amerikaans denken ontwikkelen.
Ze is haar hele leven bezig geweest met het onderzoek naar de diepere laag onder en achter de politieke actualiteit van verleden en heden. Kenmerkend aan haar manier van denken, is dat het begint bij het goed waarnemen van concrete situaties en geen abstracte filosofische systemen wil ontwikkelen.
Ze maakt naam met drie invloedrijke- en zeer controversiële- boeken: The origins of totalitarianisme (1951), The human condition (1958) en Eichmann in Jerusalem (1963).
In dit boek wil ze verklaren waarom een "onbelangrijke" kwestie in de wereldpolitiek als het "joodse vraagstuk" of antisemitisme de "katalysator voor eerst de nazi-beweging, vervolgens een wereldoorlog, en ten slotte het bouwen van vernietigingskampen" kan worden. Hoe is het mogelijk dat een democratie van individuele rechten verloren gaat en hoe kan het kwaad zich zo eenvoudig manifesteren. Ze onderzoekt dit aan de hand van Nazi-Duitsland en bolsjewistisch-Rusland, beiden totalitaristische regimes.
Haar verklaring is de "massamaatschappij". De massamaatschappij leidt tot isolatie en eenzaamheid, de eenzame menigte. In zulke omstandigheden verdwijnt het normale politieke leven en fascisme en communisme kunnen tot bloei komen. Zij bieden de mensen een politiek die hen voorziet van openlijk vertoon: uniformen, want die geven het gevoel erbij te horen; specifieke rangen, want die zijn herkenbaar en worden gerespecteerd; massabijeenkomsten, want die maken deelname mogelijk. Tegelijkertijd ziet ze "eenzaamheid" als "de bindende factor voor angst, de essentie van totalitaire heerschappij".
Het boek begint met twee hoofdstukken over het ontstaan van het antisemitisme en het imperialisme met sterke nadruk op natie, ras en bureaucratie. In het derde deel komt ze tot de kern van de zaak: hoe kan totalitarisme ontstaan en functioneren. In een totalitair regime heersen terreur en geweld, puur als intimidatiemiddel. Angst is het belangrijkste mechanisme. Totalitaire bewegingen willen massa's mobiliseren en bevorderen onderling wantrouwen tussen burgers. Het gaat om miljoenen waarbij elk individu geïsoleerd is en zich alleen nog verhoudt tot het regime. De leider vraagt totale loyaliteit op straffe van de dood. Totalitaire bewegingen hadden/hebben een volstrekt nieuwe regeringsvorm zonder historisch precedent. Het zijn geordende systemen die mensen een duidelijke, eenvoudige wereld beloven en daarmee de "echte" wereld van pluriformiteit laat verdwijnen. Het totalitarisme werd mogelijk omdat het politieke systeem niet langer goed werkte en individuen niet langer vanuit autonomie een gemeenschap vormen, maar vanuit isolatie een massa. Totalitarisme kon zich alleen ontwikkelen in grote landen met een grote bevolking, met voldoende mankracht om bijvoorbeeld de concentratiekampen te bemannen. Het heeft een einde gemaakt aan de afstand tussen overheerser (Leider) en overheerste. Het bracht nieuwe methoden van propaganda met zich mee. Omdat minderheidsgroepen noch onafhankelijke personen bestaansrecht hadden was massa-propaganda het medium bij uitstek, via massabijeenkomsten, radio, kranten en films. Een totalitaire organisatie vormde daarvoor de infrastructuur zowel in Duitsland als Rusland.
Ze heeft ook aandacht besteed aan de mogelijke vormen van totalitarisme in de naoorlogse wereld, met name in Amerika. Ook daar is er sprake van "massificatie" van de maatschappij, een "stap op weg naar het totalitarisme" , naar "radicaal kwaad".